De eerste week van mei is steevast de maand dat we onszelf herinneren aan de Tweede Wereldoorlog. Op 4 mei herdenken we de doden en de dag erna vieren we onze vrijheid. Echter, in een tijd dat er in het zuiden van Europa nog steeds veel vluchtelingen onder erbarmelijke omstandigheden in vluchtelingenkampen leven, mogen we ook wel eens kritisch naar Nederland kijken en dat met name hoe Nederland vlak voor de Tweede Wereldoorlog met Joodse vluchtelingen uit Duitsland omging. Dit onderwerp wordt namelijk vaak onderbelicht. Waarom? Omdat we als Nederland dat verre van netjes hebben gedaan. Waar veel Nederlanders denken dat wij een gastvrij land zijn, en waren, blijkt dat dus erg mee te vallen.
Steeds meer Joodse vluchtelingen aan de grens met Nederland
Het is 1938 en in Nederland is nog geen Duitse soldaat te bekennen. Toch wordt Nederland steeds meer onderdeel van de Tweede Wereldoorlog, doordat vanuit Duitsland veel Joden op de vlucht slaan. Die probeerden een veilig heenkomen te vinden van de vervolgingen in Duitsland. En ondanks dat Nederland wist van deze vervolgingen werden Joodse vluchtelingen op geen enkele manier geholpen door de Nederlandse overheid. Sterker nog, als die vluchtelingen, vaak na een lange tocht, eindelijk in Nederland aankwamen, werden ze teruggestuurd, opgejaagd of in kampen gestopt. Niet door een handvol xenofoben die het wel prima vonden wat er in Duitsland gebeurde, maar door de overheid zelf.
Opgejaagd en opgepakt
Zo was er een groep van 10 Joden die helemaal vanuit Berlijn naar Nederland waren komen lopen om te vluchten voor de nazi’s. Eenmaal in Nederland aangekomen schuilden zij in een kerk in Kerkrade. Daar werden ze echter uit opgejaagd, waarna er vijf direct werden opgepakt en naar Duitsland werden gedeporteerd. De andere vijf wist men in naburige gemeenten op te pakken en ook zij werden de grens over gezet. Ondanks dat men wist van de jodenvervolging door nazi’s.
Vluchtelingenstroom op gang
Vanaf het aantreden van Adolf Hitler in 1933 werd het dagelijkse leven voor Joden in Duitsland moeilijker en moeilijker gemaakt. Los van de dagelijkse intimidaties en het geweld werden hun rechten steeds verder ingeperkt. Het was dan ook niet vreemd dat er een vluchtelingenstroom op gang kwam richting het buitenland. In de loop van de jaren dertig werden dan ook steeds grotere groepen vluchtelingen bij de Nederlandse grensovergangen gezien. Daar wisten ze niet goed wat ze met al die mensen aan moesten. Aanvankelijk was er een behoorlijk tolerant beleid onder minister van Justitie Josef van Schaik. Zolang de vluchtelingen zich netjes gedroegen, konden ze worden toegelaten. Maar er was ook vrees dat de vluchtelingen, wanneer ze eenmaal waren toegelaten, de banen van Nederlanders zouden inpikken. Een eeuwenoude angst die nog nooit ergens op gebaseerd is, ook toen niet.
Economische argument
Dat economische argument begon echter steeds sterker te wegen naarmate zich meer Joden aan de grens meldden. Ook was de regering bang dat de komst van grote groepen Joden het antisemitisme in ons land in de hand zou werken. Daarom zette de regering al vrij snel, in 1934, de rem op de toelating van vluchtelingen. Ze mochten alleen nog naar binnen als ze aannemelijk konden maken dat er voor hen ‘onmiddellijk lijfsgevaar’ was. Ook werd het ze moeilijker gemaakt om een werkvergunning te krijgen. Tot de families die nog net op tijd in Nederland waren beland behoorde het gezin van Otto en Edith Frank uit Frankfurt am Main, met hun dochters Margot en Anne.
Alle vluchtelingen teruggestuurd
Vanaf 1938 werd het nog moeilijker om Nederland binnen te komen voor Joodse vluchtelingen. Feitelijk werd het onmogelijk en werden alle vluchtelingen direct teruggestuurd en werden ze gezien als ‘ongewenste elementen voor de Nederlandse maatschappij’. Premier Hendrik Colijn verklaarde datzelfde jaar dat ‘de Regeering van oordeel is dat ons beperkt territoir in beginsel voor de eigen bevolking moet blijven gereserveerd.’ Alleen vluchtelingen die met papieren konden aantonen dat ze op doorreis waren naar bijvoorbeeld Engeland, werden nog tijdelijk toegelaten.
Verschuilen in bossen
Van de ene kant is het bijna niet voor te stellen dat Nederland een beleid ging voeren dat tot verschrikkelijke situaties leidde, van de andere kant zien we dat dat nu nog steeds gebeurd aan de zuid grenzen van Europa. Door het weigeren van vluchtelingen gingen die vluchtelingen zich verschuilen in bossen rond de Duits-Nederlandse grens… en dit na een vaak barre tocht om uit handen van de nazi’s te blijven.
Smokkelaars actief aan de grens
In het grensgebied met Nederland waren weldra mensensmokkelaars actief die illegaal geëmigreerde Joden tegen betaling verder ‘hielpen’ aan een clandestien verblijf in Nederland. Veel wanhopige vluchtelingen die bij de ene grenspost waren tegengehouden probeerden het bij een andere opnieuw. Lukte dat niet, dan staken ze vaak ’s nachts de grens over via smalle landweggetjes. De politie maakte volop jacht op vluchtelingen die in het grensgebied rondzwierven. Ze werden van straat gehaald of uit trams gevist, vaak op aanwijzing van de bevolking en niet zelden met harde hand.
Verschrikkelijke taferelen
Dit alles leidde tot verschrikkelijke taferelen. Zo was er in 1939 een groep Joodse vluchtelingen die op station Zevenaar werden ontdekt en wie werd verteld dat ze niet verder mochten reizen en terug naar Duitsland moesten. Uit getuigenverslagen bleek dat na die melding vrouwen zich gillend op de grond wierpen, soms het bewustzijn verliezend door de paniek. Het maakte echter geen verschil, ze werden allemaal op de trein terug naar Duitsland gezet.
Politieke druk
Na de Kristallnacht van november 1938, waarbij tientallen Joden werden vermoord en synagoges en winkels van Joden in brand werden gestoken, melden zich wekelijks duizenden Duitse vluchtelingen aan de grens. Na de nodige druk op de Nederlandse regering werd besloten om een deel daarvan toe te laten. Dit werd echter in een kamp gedaan, in Westerbork… inderdaad, dit werd de voorloper van… echter moest de Joodse gemeenschap de kosten hiervan wel zelf ophoesten.
Er waren wel initiatieven om Joden te helpen, maar die kwamen allemaal van particulieren, niet vanuit de overheid. In vele plaatsen werden comités gevormd die Joden op beperkte schaal aan voedsel en onderdak probeerden te helpen. De overheid deed zelf niet aan zulke hulpverlening. Van acties om de Joden te ondersteunen was geen sprake. En ook niet van enorme verontwaardiging bij de meeste politici. De katholieke en protestantse partijen die de Tweede Kamer domineerden, pleiten allebei hartstochtelijk voor het behoud van ‘de’ Nederlandse cultuur’. Van socialistische zijde werd er geprotesteerd, maar dat heeft niet mogen baten. Tussen februari 1933 en mei 1940 kwamen naar schatting tussen de 35.000 en 50.000 joodse vluchtelingen de Nederlandse grens over, al dan niet clandestien of op doorreis. Na 10 mei 1940 bleek ons land niet de vluchthaven te zijn die ze hoopten dat het zou zijn.